ZEIST – De KNVB en Nederlandse betaaldvoetbalorganisaties voelen zich niet gehoord en starten een fiscale procedure tegen de ‘eenmalige’ werkgeversheffing van 16% op inkomens boven de 150.000 euro. Dit heeft de bond op 4 april 2013 in een brief aan de regering en het parlement kenbaar gemaakt.
De Nederlandse betaaldvoetbalorganisaties kennen – evenals de gehele topsport – een atypische structuur; het kapitaal van de clubs staat immers op het veld. Ook bij een financieel ‘gezonde’ club, wordt een groot deel van de lasten gevormd door spelerssalarissen; dit maakt dat de topsport onevenredig hard getroffen wordt door deze maatregel. De betaaldvoetbalorganisaties betalen over 2012 nagenoeg evenveel crisisheffing als de top 50 van Nederlandse beursfondsen bij elkaar, zo blijkt uit een inventarisatie van RTL Z.
Aanslag op financiële huishouding
Daar komt bij dat de crisisheffing een forse aanslag is op de financiële huishouding van de clubs terwijl velen nog steeds doeltreffend aan het saneren zijn. Het verlengen van deze ‘eenmalige’ heffing zorgt er dan ook voor dat clubs teruggeworpen worden in deze saneringsoperatie.
Ook stellen de bond en clubs dat het verlengen van de heffing de Europese concurrentiepositie kan doen verslechteren. Het wordt voor de betaaldvoetbalorganisaties aanzienlijk lastiger te voldoen aan de regels van UEFA in het kader van Financial Fair Play, bijvoorbeeld de zogeheten break-evenrule.
KNVB verontrust
De voorgestelde maatregel werd aanvankelijk gepresenteerd als een eenmalige heffing. De KNVB heeft dan ook met verontrusting kennis genomen van de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer (d.d. 1 maart 2013), waarin de regering aankondigt de ‘eenmalige’ werkgeversheffing te verlengen.
Verlenging van de maatregel tornt volgens het betaald voetbal aan de principes van goed bestuur en een betrouwbare overheid. Ook de terugwerkende kracht van deze maatregel is in strijd met de principes van goed bestuur. Clubs konden – en kunnen – op geen enkele wijze anticiperen op de kosten die zij dit jaar hebben moeten maken en waar zij volgend jaar opnieuw mee geconfronteerd worden. Het betaald voetbal werkt immers met langlopende (spelers)contracten.
De KNVB en de clubs zijn van mening een aantal solide argumenten te hebben, maar voelen zich echter niet gehoord. Partijen zien zich daarom gedwongen een fiscale procedure te starten tegen de aanslagen voor 2012 gericht op de gevolgen van de materiële terugwerkende kracht van de wetgeving.
‘Clubs onevenredig hard getroffen’
Bert van Oostveen, directeur betaald voetbal van de KNVB: “Sportorganisaties hebben het kapitaal op de werkvloer staan, in plaats van in de directiekamer. Dit maakt dat clubs onevenredig hard getroffen worden. De crisisheffing zal voor een aantal betaaldvoetbalorganisaties de loonkosten doen stijgen met wel 10%. Het zijn niet de sterkste schouders maar hun werkgevers die deze lasten dragen. De heffing kan zich vertalen in een verhoging van de prijzen van toegangsbewijzen en seizoenskaarten waardoor ook de consument de dupe wordt.”
“Aan de andere kant zullen clubs hun maatschappelijke activiteiten niet verder uitbreiden, juist in een tijd waarin de overheid in toenemende mate een beroep doet op deze maatschappelijke rol. Wij begrijpen volkomen dat iedereen de broekriem moet aanhalen in tijden van economische recessie en hebben de overheid in onze brief dan ook een alternatief geboden die rekening houdt met de structuur van de topsport.”
Voorstel bond en clubs
De KNVB en clubs stellen – evenals vorig jaar naar aanleiding van het Lenteakkoord – voor de ‘eenmalige’ 16% werkgeversheffing te handhaven, doch gemaximeerd tot 0,5% van de totale fiscale loonsom van de inhoudingsplichtige over het betreffende kalenderjaar. Een dergelijke aanpassing zal de totale budgettaire opbrengst van de maatregel slechts marginaal beïnvloeden.